Interieurkunst van Hildo Krop

Geplaatst op 9 juli 2019

De Amsterdamse stadsbeeldhouwer Hildo Krop wordt gezien als een van de meest veelzijdige kunstenaars van de Amsterdamse School. Geen wonder dat Wendingen, het maandblad dat door architectengenootschap Architectura et Amicitia van 1918 tot 1931 uitgegeven werd als spreekbuis van deze beweging, meerdere malen werk van Krop toonde. Er werd in 1925 zelfs een heel nummer gewijd aan beeldhouwwerken van Krop, waarvoor hij zelf het omslag ontwierp. Maar naast beeldhouwer was Krop ook sierkunstenaar en graficus. Zo werd een aantal van zijn houtsneden opgenomen in het houtsnijdersnummer van 1919. En ook zijn interieurkunst is terug te zien in Wendingen, met als hoogtepunt een prachtig mahonie wandpaneel, nu in de collectie van Kunstconsult.

 

Oorspronkelijk opgeleid tot banketbakker, besloot Hildo Krop (Steenwijk, 1884 - Amsterdam, 1970) toch om kunstenaar te worden. Hij volgde teken- en schilderlessen aan de Heatherly’s of Fine Art in Londen en Académie Julian in Parijs en ging op zijn 24ste beeldhouwkunst studeren aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. Nu kennen we Krop vooral van zijn beeldhouwwerken aan vele gevels en bruggen in het Amsterdamse straatbeeld. Een van zijn eerste belangrijke opdrachten was voor het Scheepvaarthuis. Hendrik van den Eijnde was aangenomen als hoofdbeeldhouwer en Krop mocht als zijn assistent helpen bij de bijzonder uitgebreide decoratie van het gebouw. Hij ontwierp hiervoor meerdere gevelsculpturen. Hij leerde hier het gebruik van een symbolische beeldtaal, die voor iedereen te begrijpen moest zijn. De beeldhouwkunst vormde in het Scheepvaarthuis een eenheid met de architectuur, geheel volgens het ideaal van de Amsterdamse School dat door Architectura et Amicitia in Wendingen werd uitgedragen.

 

Stadsbeeldhouwer 

Het Scheepvaarthuis was zo een voorbeeld van ‘gemeenschapskunst’, kunst als resultaat van een samenwerking van verschillende kunstdisciplines en bedoeld voor iedereen. Verscheidene kunstenaars werkten met dit doel samen aan het in- en exterieur van het gebouw, zoals Joan van der Mey, Michel de Klerk en Piet Kramer. Voortvloeiend uit zijn werk voor het Scheepvaarthuis, begon Krop in 1916 bij de Dienst Publieke Werken. Krop herkende zich in het socialistische beleid van de gemeente Amsterdam, waarbinnen naar het ideaal van de gemeenschapskunst gewerkt kon worden. Uiteindelijk zou hij in 1956 benoemd worden tot stadsbeeldhouwer, een eretitel die hem werd verleend na veertig jaar werk voor de gemeente Amsterdam. 

 

Interieurkunst 

In het verlengde van zijn beeldhouwkunst hield Krop zich bezig met interieur- en meubelkunst. Zo maakte hij voor bij de entree naar de raadszaal in het voormalig stadhuis
van Amsterdam een houten paneel met een opengewerkte voorstelling met Amsterdamse symbolen waaronder de Stedemaagd. Krop had in 1912 leren houtsnijden in de Amsterdamse meubelfabriek van Gieben. Hierna maakte hij (soms samen met Willem Rädecker) meubels in een plastisch-expressionistische variant van de Amsterdamse School, net als zijn vrienden De Klerk en Kramer. Krops ontwerpen waren echter minder extravagant en kleurrijk. Zijn meubels werden onder andere door meubelfabriek Nusink & Zn uitgevoerd in eikenhout, dat soms zwart werd gebeitst. Bijzonder waren de decoraties van bloemen, dieren en mensfiguren, die hij sneed in leuningen, stijlen en panelen. Krop ontwierp, vooral voor vrienden en familie, bovendien complete interieurs, bestaande uit meubels, klokken, vloerkleden, lampen en andere interieurkunst. Deze werden uitgevoerd in werkplaatsen als Winkelman & van der Bijl en N.V. Van Wijngaarden en Zonen. 

 

 

Wandpaneel in Wendingen 

Het interieurkunstnummer van Wendingen uit 1927 toont foto’s van een prachtig mahonie wandpaneel in het interieur van een studeerkamer in een huis aan de Oranje Nassaulaan 10 te Amsterdam, ontworpen door architect Cornelis Jouke Blaauw (1885-1947). In opdracht van kunst- en cultuurliefhebbers August en Ada von Saher-Crone ontwierp Krop in 1926 de betimmering, meubels en houtsnijwerk voor de interieurs van de salon, eetkamer en studeerkamer. Op deze foto’s is niet alleen het wandpaneel prominent te zien, maar ook een uniek coromandel sculptuur van een dame (met details van een vrouwengezicht en hand), die onderdeel uitmaakte van de betimmering. Later, toen Ada met haar tweede man Jan Hondius in Villa Vijverhof in Bloemendaal ging wonen, werden het interieur van de studeerkamer – inclusief het wandpaneel en coromandel sculptuur – en de eetkamer meeverhuisd. Tegenwoordig bevinden delen van het interieur zich in museale collecties, onder andere in het Rijksmuseum en Amsterdam Museum. Het wandpaneel is nu in de verkoopcollectie van Kunstconsult. Het toont in het midden een ingetogen voorstelling van een moeder met kind, die worden omringd door de werkende mens en industrie links en de natuur in de vorm van onder andere vliegende reigers, adelaars, een vos, een hert en een faun rechts. 

 

 

Voorstellingen in ajour 

Voor juwelier Steltman in Den Haag, een jeugdvriend, richtte Krop in ca. 1920 de winkel aan het Noordeinde in. Hij verwerkte onder andere coromandelhouten etalagepanelen met een fraaie decoratie van een faun met een vos, een vrouw met een slang en een parelduiker. Deze figuratieve voorstelling werd door Krop ajour, ofwel met opengewerkte delen, uitgewerkt in het hout. Dit was een techniek die hij wel vaker toepaste, zowel in het interieur als in het exterieur. Aan de gevels van de voormalige Tweede Handelsschool en het Comeniuslyceum (nu het Berlage Lyceum) in de J.P. Takstraat in Amsterdam zijn nu nog ajourtegels van Krop te zien. Deze vormen door hun opengewerkte delen een fraaie decoratie aan de zuidgevels van deze schoolgebouwen van lichtgekleurde steen. In de collectie van Kunstconsult bevindt zich een vergelijkbare ajourtegel van roodbruin metalliek gres met een voorstelling van een vos, ontworpen door Krop rond 1921-1924. Deze vorm van bouwkeramiek werd uitgevoerd door de ESKAF (Eerste Steenwijker Kunst Aardewerk Fabriek). 

 

 

Meubels uit privébezit Hildo Krop 

In een muziekkastje (of boekenkastje) van gezwart eikenhout uit ca. 1925 zijn ook zulke opengewerkte motieven toegepast. Krop had het meubel zelf in gebruik in zijn atelier, waar het zich tot aan zijn dood bevond. De kast heeft een la aan de voorzijde en een zijvak aan de rechterkant. Het rondom afgewerkte meubel kan vrij in de ruimte staan. Een erfgenaam verwierf het kastje uit het privébezit van de kunstenaar. Hierdoor was het bestaan ervan tot voor kort onbekend. Een ander meubelstuk uit het eigen atelier van Krop is de zeer rijk gedecoreerde dekenkist die de kunstenaar in 1948 maakte voor zijn vrouw. Op de deksel van de kist staat in een sierlijk handschrift gestoken: ‘Hildo Krop dedicavit uxori carissimae AD 1948’, wat betekent: ‘Door Hildo Krop opgedragen aan zijn geliefde vrouw in 1948.’ De dekenkist is gemaakt van djatihout (zeer oude teak uit Oost Java). Op de voorzijde en zijkanten van de kist staat op een banderol de in hoofdletters gestoken tekst: 'De mens staat en valt | En helpt en richt zich op | Wat geloof de mens ook heeft verloren | De vrijheid eenmaal wordt geboren.' Deze spreuk verwijst, net als de voorstellingen op de zeven reliëfpanelen, naar de bevrijding van 1945. 

 

 

Keramiek voor ESKAF 

Krop maakte naast meubels ook keramiek voor in huis. Zo ontwierp hij vanaf 1919 voor ESKAF (Eerste Steenwijker Kunst Aardewerk Fabriek), de aardewerkfabriek waarvan zijn vader medeoprichter en directeur was. ESKAF produceerde fascinerende stukken ontworpen door verschillende kunstenaars tussen 1919 en 1934. Krop maakte voor de fabriek ongeveer zestig ontwerpen voor sier- en gebruiksaardewerk, evenals tegels en bouwornamenten. Rond 1920 ontwierp hij een plastiek van een Menade. Deze Menade uit de Griekse mythologie is een vrouwelijke nimf - in dit geval met bokkenpoten en staart - die de god van de wijn, Dionysos, vergezelt en vereert. De dier- en plantmotieven in zijn werk, maar ook de fabeldieren, faunen, de Griekse god Pan en mythologische figuren als deze Menade hebben vrijwel altijd een symbolische betekenis. Zo staat de faun voor het onbewuste, de ongerepte natuur. Veel van deze figuren zijn terug te vinden in het episch gedicht Pan van Herman Gorter uit 1912, dat in socialistische kringen zeer populair was. 

 

Gouden medaille in Parijs 

Verschillende ESKAF-ontwerpen van Krop werden bekroond met een gouden medaille op de Exposition Internationale des Arts Décoratifs et Industriels Modernes in 1925 in Parijs. Het Nederlands paviljoen naar ontwerp van J.F. Staal was geheel opgetrokken en ingericht in de stijl van de Amsterdamse School. Het paviljoen was een samenwerkingsproject van verscheidene Amsterdamse School-kunstenaars. Krop mocht, net als (onder andere) Lambertus Zijl, John Rädecker en Joseph Mendes da Costa, bijdragen aan de decoratie van het gebouw. Hij ontwierp bouwsculptuur voor het exterieur, maar ook een vloerkleed voor het interieur. Mogelijk zijn ook de balkeinden in de collectie van Kunstconsult, die eveneens erfstukken zijn uit het atelier van Krop, verwerkt geweest in dit paviljoen. Deze twee polychrome houten consoles tonen uit het hout gestoken figuren, onder meer een eekhoorn en een vogel, beschilderd met goudverf en rode en blauwe verf. Bekend is dat balkeinden van Krop met een soortgelijke uitstraling toegepast zijn in het Nederlandse paviljoen. 

 

Plastieken uit eigen atelier 

Krop bleef keramiek maken, later ook in zijn eigen atelier. Tussen de grote opdrachten door begon hij al in 1925 te experimenteren met het maken van kleine plastieken, die hij in zijn potkachel bakte. Vanaf 1927 had hij een kolengestookt emailleeroventje waarvan hij de temperatuur langzaam kon opvoeren. Hij maakte speelse, gevoelige en humoristische plastiekjes van mensen, maskers, faunen en dieren. Sommige kleine plastieken werden gebruikt als maquettes voor grotere beeldhouwwerken en bronzen. Na de Tweede Wereldoorlog ging Krop verder met het experimenteren met glazuren en motieven. Ook schafte hij een grotere gasoven aan, waardoor hij keramiek van groter formaat kon bakken. Zijn keramiek groeide uit tot een belangrijke aanvulling op zijn grote, monumentale beeldhouwwerk. 

 

Unieke urn 

Na de oorlog maakte Krop ook verschillende beelden ter herdenking. In de collectie van Kunstconsult bevindt zich een unieke urn met een voorstelling van staande en liggende mannen in reliëf. De urn maakte hij in 1948 van geglazuurd polychroom keramiek, gedeeltelijk bedekt met goud. Waarschijnlijk was deze urn bedoeld voor de urnenwand achter het Nationaal Monument op de Dam in Amsterdam. In deze gebogen gedenkmuur werden elf urnen met aarde geplaatst. Deze aarde kwam van fusillade- en erebegraafplaatsen uit de toenmalige elf provincies en uit voormalig Nederlands-Indië̈. De urn van Krop kreeg uiteindelijk geen plek in deze wand, omdat hij het niet eens was met het feit dat er ook aarde uit Indonesië̈ werd geplaatst. De figuren op de urn tonen grote verwantschap met de voorstellingen die Krop in de eerdergenoemde dekenkist uit hetzelfde jaar verwerkte. 

 

 

De hand van de beeldhouwer 

Krop werkte tot zijn dood in 1970 voor de gemeente Amsterdam. Hij stierf, werkend in zijn atelier, op 86-jarige leeftijd. Als zeer veelzijdige en productieve kunstenaar liet hij een groot oeuvre na, zowel in de openbare ruimte als privé. Hildo Krop is bovenal bekend als beeldhouwer. Ook in elk ander werk, zij het houtsnijwerk, meubelkunst of keramiek, is de hand van de beeldhouwer onmiskenbaar terug te zien. 

 

 

Tekst: Noortje Remmerswaal

Foto's: Noortje Remmerswaal, Dennis A-Tjak en Joop van Bilsen / Anefo, Nationaal Archief via Wikimedia Commons

 

© Kunstconsult – 20th century art | objects

Citeren uit deze tekst is uitsluitend toegestaan met bronvermelding en met een link naar deze pagina.