Tentoongesteld op de beroemde Art Deco tentoonstelling in Parijs, 1925: Een uniek theemeubel van Michel de Klerk

Geplaatst op 4 april 2018

Vanaf 1912 ontwikkelt zich in Nederland de eigenzinnige Amsterdamse School stijl. De stroming wordt gekenmerkt door een rijke, plastische vormentaal en ornamentiek, alsmede door ambachtelijkheid en het gebruik van luxe materialen. De expressieve stijl drukt een forse stempel op de Nederlandse vormgeving. Dat blijkt ook uit de Nederlandse inzending naar de ‘Exposition des Arts Décoratifs et Industriels Modernes’ in de zomer van 1925 in Parijs. Op deze tentoonstelling - waaraan de Art Deco-stijl zijn naam ontleent - bestond de Nederlandse inzending voornamelijk uit werk van Amsterdamse School-architecten en ontwerpers. Een van de tentoongestelde werken was dit theekabinet van Michel de Klerk (die anderhalf jaar daarvoor al plotseling was overleden). Van het meubel is slechts één exemplaar bekend.

Als tegenhanger van de sobere, ernstige ontwerpen van rationalist H.P. Berlage, bood de Amsterdamse School ruimte aan het artistieke experiment. Het beste voorbeeld hiervan op meubelgebied zijn de ameublementen die Michel de Klerk in 1916 voor de Amsterdamse firma ’t Woonhuys ontwierp. De ensembles, waarvan dit mahoniehouten theekabinet deel uitmaakt, zijn de meest surreëel-expressionistische ooit in Nederland ontworpen.

 

Belangrijkste architect van de Amsterdamse School

Michel de Klerk (1884-1923) wordt beschouwd als de belangrijkste architect van de Amsterdamse School. Hij ontwierp onder meer Het Schip, een wereldberoemd blok arbeiderswoningen in Amsterdam. De Klerk werkte ook mee aan het Scheepvaarthuis, dat tegenwoordig Grand Hotel Amrâth Amsterdam huisvest. In de voormalige directiekamers van dit spraakmakende Amsterdamse Schoolgebouw is nog een aantal door hem ontworpen meubels aanwezig. Daarnaast ontwierp hij enkele meubels in opdracht van bemiddelde particulieren voor wie hij ook de woning tekende.

In 1915 verbond De Klerk zich aan de Amsterdamse firma ’t Woonhuys, die zijn ontwerpen in kleine series aanbood aan welgestelde klanten. F.J. Zeegers, de directeur van deze Amsterdamse meubelfirma, was zeer onder de indruk van de meubelkunst van De Klerk, waarin de esthetische schoonheid van het object voorop stond. De constructie en het materiaal waren bij De Klerk geen doel op zichzelf, maar middelen om de esthetische vorm te bereiken.

 

Fantastische meubelvormgeving

In zijn expressieve vormgeving liet De Klerk zich nauwelijks hinderen door eisen van bruikbaarheid. Grillige organische vormen, geïnspireerd op zeedieren en ribben, combineerde hij met vormelementen uit de volkskunst van Scandinavië alsmede Duitse, Oostenrijkse en Schotse architectuur. Dit leidde tot een fantastische meubelvormgeving met sleevoeten, paraboolvormen, puntige torentjes en getande motieven.

Dit is goed terug te zien in de eetkamer waarvan het theemeubel deel uitmaakt. De Klerk ontwierp het als een 13-delig ensemble, bestaande uit een tafel, zes eetkamerstoelen, twee armstoelen, een theekabinet, buffet, dienbak en bordenrek. In zijn ontwerp speelde De Klerk met het zwaartepunt en de stabiliteit. Hij combineerde massieve onderdelen met lichte elementen en grillige, getande en golvende decoraties. Zware onderdelen liet hij zweven op ongebruikelijk vormgegeven poten. Daarbij maakte hij gebruik van mahonie- ebben- en coromandelhout, en bekleding van trijp in verzadigde tinten rood, paars en groen.

Belangrijke vondst

Tot voor kort waren er drie eetkamerensembles van De Klerk bekend. Twee hiervan bevinden zich in museale collecties: in het Centraal Museum in Utrecht en The Wolfsonian Museum in Miami. In geen van deze ensembles was echter het theekabinet vertegenwoordigd. Het was dan ook een belangrijke vondst toen Kunstconsult bij een particuliere familie een ensemble aantrof waarin het theekabinet aanwezig was. Het is het enige exemplaar van het meubel dat bekend is.

 

Nieuwe ontdekking

Het verhaal werd nog opwindender toen publicaties over de vondst van de zeldzame eetkamer leidden tot een nieuwe ontdekking. Een nazaat van een Amsterdamse industrieel meldde verwante meubels van Michel de Klerk in bezit te hebben. Haar grootvader had in 1916 een Amsterdamse School villa laten bouwen in de duinen van Overveen. Het huis was destijds gemeubileerd door Michel de Klerk, wist zij. Het eetkamerameublement, waarover nu publicaties waren verschenen, herinnerde zij zich nog goed. Wat haar in de berichtgeving vooral had getriggerd, was het feit dat de gevonden eetkamer in 1954 op een veiling was gekocht en dat haar familie omstreeks die tijd de eetkamer had laten veilen. Ze was ervan overtuigd dat Kunstconsult in het bezit moest zijn van de eetkamermeubels uit de villa van haar grootouders, Huize De Helm. Haar familie had de meubels laten veilen omdat zij ze te groot en te zwaar vonden. Handzamere meubelstukken uit de villa waren wel bewaard: zij had een secretaire, twee piedestals en een kleiner theemeubel in haar bezit. Familie-albums kwamen op tafel. Herkenning was er op een foto van twee jonge meisjes met strikken in het haar, gefotografeerd in de serre van de villa, zittend op de armstoelen van het eetkamerameublement.

 

Tot nu toe onbekende meubels

Bij het onderzoek dat volgde, stuitte Kunstconsult op een artikel in het tijdschrift ‘Buiten’ uit 1920. Hierin wordt de betrokkenheid van Michel de Klerk bij het interieurontwerp en de meubilering van Huize De Helm bevestigd in woord en beeld. Twee eetkamerstoelen en de tafel zijn te zien, net als het kleine theemeubel met zijn expressieve scharnieren. Ook dit meubel ontwierp De Klerk in 1916 voor ’t Woonhuys, als onderdeel van een salonameublement.

De secretaire vertoont qua ontwerp een grote verwantschap met De Klerks eetkamermeubels. De massief vormgeven zwarte sledepoten, de golvende opstaande rand met decoratieve torentjes en s-vormige handgrepen zijn ook terug te vinden in het dressoir en het buffet. In de ontwerptekeningen van De Klerk voor zijn eetkamerensemble is echter geen sprake van een secretaire. Het is goed mogelijk dat de eigenaar van Huize De Helm De Klerk opdracht gaf om er een schrijfmeubel in dezelfde stijl bij te leveren.

Ook de expressieve vorm en het materiaalgebruik van de piëdestals wijzen volledig in de richting van De Klerk. Het ontwerp en het bestaan van deze meubels waren tot nu toe evenmin bekend.

 

Zeldzame en bijzondere meubelkunst

Hoeveel meubels van De Klerk ’t Woonhuys heeft verkocht is niet meer te zeggen. De archieven van de meubelfabriek zijn grotendeels verloren gegaan, alleen tekeningen en documentatiefoto’s bevinden zich nog in het Nederlands Architectuur Instituut (NAI). De Klerk’s eigenzinnige meubels vonden waardering onder de beter gesitueerde intelligentia. Dat er maar weinig over zijn, hangt ongetwijfeld samen met het feit dat de meubels eerder kunst- dan gebruiksvoorwerpen zijn. Behalve de genoemde eetkamers, is er nog een salonameublement bekend, dat zich in de collectie van het Rijksmuseum bevindt.

Een tentoonstelling over de Amsterdamse School in 1975 in Stedelijk Museum Amsterdam blies de belangstelling voor de meubelkunst van De Klerk nieuw leven in. Tegenwoordig worden zijn ontwerpen hoog gewaardeerd als zeldzaam en bijzonder onderdeel van de Nederlandse meubelkunst. De tentoonstelling Wonen in de Amsterdamse School in het Stedelijk Museum in 2016 – de grootste die ooit aan de Amsterdamse School gewijd is – heeft deze belangstelling ongetwijfeld verder aangewakkerd.

© Kunstconsult – 20th century art | objects

Citeren uit deze tekst is uitsluitend toegestaan met bronvermelding en met een link naar deze pagina.