Bernard Richters: Beeldhouwers van de Amsterdamse School - deel 2

Geplaatst op 15 maart 2018

Wat fascineert aan de maskerkoppen van Bernard Richters (1885-1956) zijn, behalve hun krachtige maar subtiele vormen, de gemoedstoestanden die erin te herkennen zijn. Net als John Rädecker, over wie we eerder een blog publiceerden, wordt Bernard Richters gerekend tot de beeldhouwers van de Amsterdamse School.

Spirituele betekenis

De beide beeldhouwers leerden elkaar kennen in 1901, toen Bernard Richters lessen volgde aan de Rotterdamse Academie voor Beeldende Kunsten. Na zijn opleiding werkte Richters in Düsseldorf, Stuttgart en München, vanaf 1910 in Wenen en twee jaar later in Parijs. Daar vond hij aansluiting bij een kleine groep Hollandse kunstenaars waaronder - opnieuw - John Rädecker, Jacob Bendien en Hildo Krop. Ook ontmoette hij in Parijs de Duitse expressionist Otto Freundlich. Typisch voor Freundlichs vroege sculpturen is de verwantschap met primitieve maskerkoppen met spirituele betekenis.

 

Afrika en Oceanië

De groep Hollandse kunstenaars liet zich inspireren door exposities in het Parijse Musées du Trocadéro. Hier werd oerkunst van natuurvolkeren uit onder meer Afrika en Oceanië getoond. Hun fascinatie voor de tribal art kwam tot uiting in de sterke stilering en vormvereenvoudiging van hun beeldhouwwerk. De prominente jukbeenderen, veel nadruk op het voorhoofd, de kaaklijn en holle oogkassen zijn typerend. Deze kenmerken zijn ook onmiskenbaar aan het werk van Bernard Richters verbonden. In zijn maskers en koppen zijn gemoedstoestanden bijna tastbaar aanwezig.

 

Niet gemaakt maar ontstaan

Bernard Richters genoot grote achting onder collega’s. In 1926 werd hij uitgenodigd lid te worden van de vereniging ASB (‘Architectuur Schilderkunst Beeldhouwkunst’), opgericht door onder meer Jacob Bendien, John Rädecker, Johan Polet en Charley Toorop en met leden als Bart van der Leck, Piet Mondriaan en Gerrit Rietveld. Ook vooraanstaande critici gaven hoog op van het werk van Richters. Naar aanleiding van de Tentoonstelling van Beeldhouwwerken voor de Bouwkunst en Salonkunst in het Museum van Kunstnijverheid in Haarlem oordeelde schilder en criticus Theo van Doesburg in 1916 dat twee beeldjes van Richters het beste werk vormden dat daar te zien was, omdat ze niet waren ‘gemaakt’ maar ‘ontstaan’.

 

Richters legde ziel en zaligheid in zijn werk

De Duitse journalist Marcus Huebner schreef in 1923: ‘De inhoud van deze werken is van zo’n individuele psychische geaardheid dat deze volstrekt niet in enig maatschappelijk contact staat, waardoor hij van belang is voor alle tijden.’

Richters was een zonderlinge figuur die zich niet graag in het openbaar vertoonde. Hij legde zijn ziel en zaligheid in zijn werk, was daardoor weinig productief en kon er maar moeilijk afstand van doen. Verkopen wilde hij alleen tegen een hoge prijs. Er is dan ook maar weinig werk van hem in omloop.

 

Amsterdamse School

De Amsterdamse School (1910-1930) is wereldberoemd als expressieve stroming in de Nederlandse architectuur. De architecten van de Amsterdamse School betrokken echter kunstenaars van alle disciplines bij hun bouwwerken en interieurs. De stroming omvat dan ook vrijwel alle (decoratieve) kunsten. In een serie blogs belichten we de sculpturen van beeldhouwers die tot de Amsterdamse School worden gerekend. Dit is deel 2: Bernard Richters.

Lees ook de blog over John Rädecker.

 

Foto: Erik & Petra Hesmerg

Bron: 

'Bernhard Richters', biografie door Ype Koopmans, uitgave Galerie Frans Leidelmeijer, Amsterdam 1993

 

© Kunstconsult – 20th century art | objects

Citeren uit deze tekst is uitsluitend toegestaan met bronvermelding en met een link naar deze pagina.