Hans de Jong: Keramiek met zeggingskracht

Geplaatst op 10 januari 2018

In het werk van keramist Hans de Jong (1932-2011) gingen humor en vakmanschap hand in hand. Zonder zich te bekommeren om gebruiksfuncties, boetseerde hij van klei fantasiebeesten en speelse figuren met namen als Huilebalk, Vliegvors, Platlander en Zijne Doorzichtigheid. Zijn figuratieve plastieken, maar ook zijn vazen en potten bieden, zoals hij het zelf zei, ‘de luxe van het strikt overbodige’. Je kunt er bijna niets anders mee doen dan neerzetten en ernaar kijken - in de gelaagdheid van de huid en de grafische details valt genoeg te zien.

Een tentoonstelling in Gemeentemuseum Den Haag biedt – voor het eerst sinds het overlijden van deze belangrijke Nederlandse keramist – inzicht in het totale oeuvre van Hans de Jong. Uit de handelscollectie van Kunstconsult is een fraaie Poldervaas te zien, uit de periode dat de Jong een atelier had in de Beemster. (Update: inmiddels verkocht.)

Humoristisch figuratief werk

Hans de Jong werd geboren in Leiden. Zijn opleiding volgde hij aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs in Amsterdam, waarna hij zich als zelfstandig keramist in die stad vestigde. Later had hij ateliers in Laren, Westbeemster, Oegstgeest en Rheden. De Jong maakte gedraaid en geboetseerd, vaak humoristisch, figuratief werk. Dat figuratieve element is een constante factor in zijn oeuvre, zelfs bij zijn potten en meer abstracte werk. Door de jaren heen maakte hij incidenteel wel wat functionele voorwerpen, meestal in opdracht en als uitzondering die de regel bevestigt. Samen met onder anderen Lies Cosijn, Jan de Rooden, Johnny Rolf, Johan van Loon en Helly Oestreicher behoorde Hans de Jong tot een generatie Nederlandse keramisten die niet geïnteresseerd was in het vervaardigen van gebruikskeramiek.

 

Keramiek als autonome kunstvorm

Hans de Jong was een kunstenaar met een geheel eigen interpretatie van de keramiek. Hiermee paste hij in een Europese trend: Vanaf de jaren 50 van de 20ste eeuw maakte de keramische kunst in Europa een bijzondere ontwikkeling door. Enerzijds waren er kunstenaars als Picasso en Chagall die interesse kregen in keramiek als medium. Anderzijds ontstond bij de keramisten een drang om hun ambacht los te wrikken van de gebruiksfunctie en de keramiek te beschouwen als autonome kunstvorm. Ook in Nederland ontworstelde een nieuwe generatie kunstenaars zich aan de gangbare tradities en ging op zoek naar nieuwe vormen en technieken, hierbij aangespoord door diverse musea die zich bezighielden met deze ontwikkelingen. Hans de Jong was een van hen. Over zijn werk zei hij: ‘Ik kan alleen dingen maken die ik zelf leuk vind, zonder iets ermee te willen betogen of te bedoelen, zonder er zelfs aan te denken, wat er mee moet gebeuren of waar ze heen gaan.’

 

Beeldhouwkunst

De tentoonstelling in het Gemeentemuseum bestaat uit circa zeventig werken uit de periode 1959-2001. De nadruk ligt op de jaren 60 en 70, de periode waarin de keramiek als kunstvorm een grote mate van autonomie wist te bemachtigen. In deze nieuwe era binnen de Nederlandse keramiek werden de mogelijkheden van het materiaal steeds vernuftiger uitgebuit en speelden kunstenaars met de balans tussen materie en tussenruimte. Zo kregen de plastieken meer zeggingskracht, waarmee de afstand tot de beeldhouwkunst steeds kleiner werd. Belangrijke werken van Hans de Jong met titels als Kruisvaarder (1961), Dubbelkoppig beest (1962) en Ruiter te Paard (1964) maken sinds 1964 deel uit van de vaste collectie van het Gemeentemuseum. Ze werden aangekocht naar aanleiding van een tentoonstelling een jaar eerder, waarin het museum werk toonde van 22 keramisten onder de naam Nederlandse Pottenbakkers nu.

 

Poppen

De plastieken die het Gemeentemuseum voor de actuele tentoonstelling selecteerde zijn typerend voor het speelse gebaar in het werk van Hans de Jong. Zelf noemde hij zijn figuren steevast ‘poppen’, waarmee hij zijn voorliefde voor het poppentheater en toneel in het algemeen liet spreken. In 1957 maakte hij een serie maskers voor de eerste voorstelling van Cabaret Tingel-Tangel van Marijke en Sieto Hoving. In een interview in De Telegraaf in 1961, zegt hij hierover: ‘Ik heb in mijn studententijd veel tijd besteed aan een poppentheater, waarvoor ik ook alle poppen heb gemaakt en dat is, geloof ik, het begin geweest van het gekleurde beeldhouwwerk zoals ik dat nu bedrijf…’.

 

Atelier in Westbeemster

Het Vuurmannetje waarmee we deze blog illustreren, stamt uit de jaren 70. Ook dit werk behoort tot de handelscollectie van Kunstconsult. Kunstverzamelaars Jan Mark Dingemans en Jet Croockewit – lees hier de blog over hun verzameling – schaften het destijds aan tijdens een bezoek aan Hans de Jong in zijn atelier in Westbeemster. Hij had zich daar in 1973 gevestigd.

De invloed van deze omgeving werd tastbaar in een deel van zijn objecten, die abstracter van karakter waren dan zijn humoristische ‘poppen’. Het op de tekentafel ontworpen polderlandschap van de Beemster wordt gekenmerkt door vierkanten, waarbij de landerijen worden doorkruist met kaarsrechte wegen en sloten, als ware het een dambord. Op vazen, kommen en schalen paste De Jong kleurblokken en banen toe in subtiele, transparante tinten. Wie het karakteristieke rechtlijnige Beemster landschap weleens heeft gezien, herkent het terug in de bovenaan deze blog afgebeelde Poldervaas!

 

Tentoonstelling

Hans De Jong. Keramist, t/m 18 februari 2018 in Gemeentemuseum Den Haag, www.gemeentemuseum.nl

 

Fotocredits: Poldervaas: Dennis A-Tjak. Vuurmannetje: Erik Rijper. Collectie Kunstconsult – 20th century art | objects

 

© Kunstconsult – 20th century art | objects

Citeren uit deze tekst is uitsluitend toegestaan met bronvermelding en met een link naar deze pagina.