Chris Lanooy: Leve het experiment

Geplaatst op 4 september 2018

Een eigenzinnige man, een solist, die rond 1900 voor bijna alle succesvolle plateelbakkerijen werkte. Zijn niet te onderdrukken drang tot experimenteren kon hij pas echt uitleven in zijn eigen atelier. Begin twintigste eeuw ontpopte Chris Lanooy zich tot een vernieuwer in zowel de keramiek als de glaskunst.

 

Art Nouveau keramiek

Chris Lanooy (1881 – 1948) maakte de bloei van de Art Nouveau keramiek in Nederland intensief mee. Hij was vijftien toen hij in 1896 als leerling-plateelschilder werd aangenomen bij de Haagse Plateelbakkerij Rozenburg. Daar voorzag hij potten en vazen van florale decors die typerend waren voor de periode. ’s Avonds volgde hij lessen aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten. Al in 1897 stapte hij op bij Rozenburg, mogelijk omdat hij het lastig vond zich naar de opdrachten van het bedrijf te voegen. In 1898 werd hij plateelschilder bij de pas opgerichte Plateelbakkerij Zuid-Holland in Gouda en in 1903-1904 werkte hij bij plateelfabriek Weduwe N.S.A. Brantjes & Co in Purmerend. In 1906 schopte hij het tot ontwerper en artistiek leider bij N.V. Plateelbakkerij Haga, eveneens in Purmerend. Voor Haga ontwierp Lanooy fraaie op de natuur geïnspireerde decors met een japonistische sfeer. Samen met Gerrit Offermans voerde hij glazuurexperimenten uit, die leidden tot het beroemde lusterglazuur. Door toevoeging van metaaloxides, zoals stofgoud, ontstond een half transparant glazuur dat een mysterieuze metaalglans over de decoraties legde. 

 

Vrijheid en autonomie 

Chris Lanooy was een eigenzinnig man, een solist. Hij was telkens kort in loondienst en had een drang om te experimenteren en dingen te ontwerpen die niet in het stramien van de fabrieken paste. In zijn eigen werkplaats liet hij zijn creativiteit de vrije loop. Hij had een vrije manier van werken en bedacht steeds nieuwe glazuurcombinaties in een tijd waarin geschilderde decors in trek waren. Lanooy zag zichzelf meer als kunstenaar dan als pottenbakker. En als kunstenaar wilde hij geen compromissen sluiten; hij streefde naar vrijheid en autonomie. 

 

Natuurmotieven 

Zijn fascinatie voor Chinese en Japanse keramiek kwam voor het eerst tot uitdrukking in een aantal vazen en tegeltableaus die hij in 1906 vervaardigde voor plateelbakkerij Haga. Hierin combineerde hij Japans aandoende draken met zijn tweede grote inspiratiebron: de natuur. Bloemen, insecten, vissen en de onderwaterwereld waren geliefde onderwerpen. Vaak werkte hij deze voorstellingen af met een lusterglazuur. 

Natuurmotieven bleven gedurende zijn hele carrière een grote rol spelen. Na zijn verhuizing naar Epe in 1920 ontwierp hij onder meer grote wandschotels met vogels en vissen. Ter gelegenheid van zijn 25- jarig jubileum als keramist in 1925 bracht hij een serie wandborden met verschillende paddenstoelenmotieven uit. Deze borden zijn te herkennen aan de blauw gestreepte rand. Opvallend aan de paddenstoelen, vissen- en vogelborden is de grote variatie tussen de decors binnen de afzonderlijke thema’s. Lanooy maakte talloze fantasievolle varianten, waardoor elke schotel een uniek ontwerp was met een eigen karakter. 

Dierplastieken

In de periode 1911 – 1912 vervaardigde Lanooy in samenwerking met beeldhouwer Johan Coenraad Altorf diverse dierplastieken, waaronder een ransuil, een kaketoe en een olifant. Het was kunstpedagoog H.P. Bremmer die de beide kunstenaars samenbracht. Mogelijk kenden zij elkaar al uit de periode dat zij allebei werkzaam waren bij plateelbakkerij Haga in Purmerend. Altorf ontwierp de dieren en Lanooy bakte deze af in de oven van zijn eigen atelier aan de Wachtelsstraat in Gouda. Geïnspireerd door Altorf creëerde Lanooy ook zelf plastieken, waaronder enkele apen. De dieren hadden een eigen karakter en werden gekenmerkt door hun opdeling in abstracte vlakken en lange belijning. 

 

Complexe glazuren 

Lanooy had zich in 1907 zelfstandig gevestigd in Gouda en zich met overgave gericht op het ontwikkelen van glazuren. Hij was een van de eerste keramisten in Nederland die aan het begin van de 20ste eeuw geschilderde decoraties op keramiek verving door decoratieve, complexe glazuren. Zijn werkwijze was gedurfd in een tijd waarin figuratief sieraarde- werk een groot succes had. Een bepaalde indruk die hij kreeg van de natuur, bijvoorbeeld een bloemen- veld of vijver, vertaalde hij naar abstracte glazuren. Door veel te experimenteren ontwikkelde hij nieuwe effecten, onder meer de loopglazuren die hij later in zijn carrière zou perfectioneren. Lanooy bleef zich vernieuwen door steeds nieuwe samenstellingen en combinaties te maken en ze toe te passen op vooral grotere voorwerpen. In Epe ontwikkelde hij in de jaren 20 combinaties van luster met craquelé́ en loopglazuur. Ook gebruikte hij glazuurtechnieken als craquelé́, flambé en galvanisé om speciale effecten te krijgen.
Als vrij kunstenaar timmerde Lanooy aan de weg met exposities in binnen- en buitenland. In 1910 maakte zijn werk deel uit van de Nederlandse inzending voor de Wereldtentoonstelling in Brussel. Zijn werk stond te midden van gevestigde namen als Amstelhoek, De Distel en Willem Brouwer en werd bekroond met een 'Diplôme d’honneur'. 

 

Gouden medaille in Parijs 

In 1914 brak Lanooy definitief door dankzij een overzichtstentoonstelling in Stedelijk Museum Amsterdam. Hoewel zijn werk werd gewaardeerd en bejubeld in tijdschriften, kreeg hij kritiek op zijn eigenzinnige manier van werken van vakgenoten – waaronder Willem Brouwer – die een voorkeur hadden voor sobere, geometrische motieven. Zij vonden dat de manier waarop Lanooy glazuren toepaste, en zodoende decoraties creëerde, te veel op toeval berustte. Ondanks deze kritiek bleef zijn ster rijzen. In 1925 ontving Lanooy de ‘Médaille d’or’ voor zijn werk op de Exposition Internationale des Arts Decoratifs et Industrieles Modernes te Parijs. Veel andere keramisten raakten geïnspireerd door zijn glazuurgebruik, waaronder Paul Hobbel en Hein Andrée. 

Klantenkring 

Een groeiende klantenkring wist het atelier in Epe te vinden, waar Lanooy regelmatig in het bijzijn van potentiële kopers zijn waar uit de oven haalde. Daarnaast toonde hij zijn werk tussen de boeken in de plaatselijke boekhandel in Epe, waar onder meer zijn met paddenstoelen gedecoreerde schotels werden verkocht. In magerder tijden trok Lanooy met een kar vol kunstaardewerk het land in om zijn producten te verkopen. Dankzij kunstpedagoog Hendrik Bremmer maakte de hogere klasse kennis met Lanooy’s werk. Bremmer was zelf een groot bewonderaar van het oeuvre en ook klanten als Helene Kröller-Müller en mevrouw Hannema-De Stuers verzamelden zijn werk. Uiteindelijk nam de vraag naar zijn producten zo toe, dat Lanooy een vaste assistent aanstelde, Frans Slot, om hem te helpen in het atelier. 

 

Glasontwerpen van een keramist 

Hoewel Lanooy voornamelijk bekend is geworden door zijn keramiek, heeft hij zich jarenlang ook toegelegd op de glaskunst. Omstreeks 1918 ging hij aan de slag bij Glasfabriek Leerdam waar hij startte met het beschilderen van bestaande glasobjecten. Net als in zijn keramiek is de invloed van de natuur alom aanwezig, zo beschilderde hij vazen en bekers met bloemmotieven en insecten. Spoedig kreeg hij de kans ook zelf glasobjecten te ontwerpen. Tussen 1918 en 1923 ontwierp hij gebruiksglas. Opvallend waren de bolle en rechtwandige flessen met omgeslagen hals rand en de geringde bekervaasjes en drijfschalen, waarin duidelijk de hand van een keramist te zien is. De vormen van het glaswerk lijken te zijn ontstaan op de pottenbakkersschijf. Alle modellen zijn uitgevoerd in helder glas, enkele werden in andere Leerdam-kleuren als blauw, annagroen, groen en paars uitgevoerd. 

Leerdam Unica 

Tussen 1923 en 1930 ontwierp Lanooy unica voor de glasfabriek, waarbij hij zich vooral richtte op het technische aspect. Net als bij zijn glazuurexperimenten voor keramiek, onderzocht Lanooy de mogelijkheden van ingebrande lusters en irisé op glas. Het succes van de eerste experimenten leidden ertoe dat deze sierobjecten al snel een belangrijke plaats in- namen in de glasproductie van Leerdam. Een aantal unica beschouwde hij als proefstukken. Volgens de overlevering had Lanooy in de fabriek een kast waarin hij recepten en deze proefstukken bewaarde. Een andere techniek die hij toepaste was het procedé waarbij over een hete geblazen vorm een of meerdere glaslagen werden aangebracht. Bij dit ‘overvangen’ sloot hij vaak materialen als kleurpoeders, glazuren of stukjes glas tussen de lagen op, waardoor bijzondere effecten ontstonden. Ook in de vormgeving en afwerking van deze Leerdam Unica is de ontwerptrant van de keramist te herkennen. Lanooy voorzag zijn objecten vaak van dikke glazuurlagen, waardoor de transparantie van het glas verdween en de objecten meer weg hadden van keramiek. 

 

Lanooy als schilder 

Minder bekend is dat Lanooy zich ook bezighield met schilderen. Ook in dit werk stond de natuur centraal. Tussen 1910 en 1930 werkte hij in een impressionistische en luministische stijl. Lanooy gebruikte vaak natuurlijke tinten, maar experimenteerde ook met afwijkende kleurencombinaties. Lanooy, geboren op Tholen, begon al op jonge leeftijd met schilderen en werd veelal geïnspireerd door het Zeeuwse landschap en de Oosterschelde. Vissen, kwallen en wieren zijn altijd een belangrijk thema in zijn werk gebleven. Andere thema’s die hij als decors op zijn keramiek toepaste, komen eveneens terug in zijn schilderkunst, zoals paddenstoelen en vlinders. Vanaf zijn verhuizing naar Epe werden bos- en heidelandschappen een geliefd onderwerp. 

 

Artistieke zijsprongen 

Aan het eind van de jaren 20 maakte Lanooy enkele zijsprongen naar andere decoratieve kunstvormen. In opdracht van de Amsterdamse firma Rath & Doodeheefver ontwierp hij eigentijdse papieren behangsels met organische motieven. Deze werden in een groot aantal kleurschakeringen uitgevoerd. Daarnaast ontwierp hij twee dessins voor tafellinnen, die werden uitgevoerd bij de firma E.J.F. van Dissel in Eindhoven. De ontwerpen, de een met
een decor van sneeuwhoenders, de ander met een patroon van pinguïns en vissen, zijn niet bekend uit stalenboeken van de fabriek. Vermoedelijk zijn ze in zeer beperkte oplage gemaakt. Het bestaan van het damast is bekend omdat binnen de families Lanooy en Van Dissel exemplaren bewaard bleven. 

In 1977 maakte een nieuwe generatie kennis met het werk van Lanooy, toen Keramiekmuseum Het Princessehof een tentoonstelling wijdde aan het veelzijdige oeuvre van de kunstenaar. Behalve in het Princessehof is zijn werk vertegenwoordigd in de collecties van onder meer het Nationaal Glasmuseum en het Rijksmuseum. 

 

Werk van Lanooy is te zien in de tentoonstelling Gestolde Dromen IX bij Kunstconsult tot en met 22 juli 2018. Bekijk hier een selectie werken van Lanooy uit de collectie van Kunstconsult.

 

Tekst: Marleen Windhorst, hoofdfoto: Erik Rijper 

 

© Kunstconsult – 20th century art | objects

Citeren uit deze tekst is uitsluitend toegestaan met bronvermelding en met een link naar deze pagina.