De Hout-polyester stoel van Friso Kramer

Geplaatst op 3 januari 2019

Van Friso Kramer’s Hout-polyester stoel zijn niet veel exemplaren in omloop. En hoewel de stoel aanwezig is in de designcollectie van het Stedelijk Museum, is er verder weinig informatie over te vinden. Een gesprek met Netty Kramer, echtgenote en secretaresse van de ontwerper, werpt meer licht op deze zeldzame designstoel.

Het functionalistische Bauhaus-gedachtegoed heeft zich weten te wortelen in het Nederlandse ontwerponderwijs. Zo gaf Mart Stam als directeur van het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs (de latere Gerrit Rietveld Academie) de Bauhaus-principes door aan een tweede generatie, waarvan Friso Kramer een bekende vertegenwoordiger is. Onlangs wist Kunstconsult de verkoopcollectie uit te breiden met een set bijzondere stoelen ontworpen door Friso Kramer: model 210/1, vanaf 1966 korte tijd geproduceerd door Wilkhahn. Na het nodige speurwerk kwam uiteindelijk in een gesprek met Netty Kramer, echtgenote en secretaresse van Friso Kramer, het volledige achtergrondverhaal van de stoel naar boven.

 

Eerste stoel in deze materialen

Wat bleek, de 210/1 van Friso Kramer (1922) was de eerste stoel met de combinatie hout en polyester. Vandaar dat Netty Kramer specifiek verwijst naar de ‘Hout-polyester stoel’ wanneer ze over dit innovatieve ontwerp vertelt. De Nederlandse industrieel ontwerper Kramer, vooral bekend van zijn Revolt stoel uit 1953, wordt gezien als een pionier van de Nederlandse industriële vormgeving. De Hout-polyester stoel, die hij in 1966 bedacht voor Wilkhahn, is een goed voorbeeld van de vele vernieuwende objecten die hij gedurende zijn lange loopbaan heeft gecreëerd.

 

Opleiding naar Bauhaus-model

Friso Kramer is de zoon van Amsterdamse School-architect Piet Kramer, die onder meer het gebouw van warenhuis de Bijenkorf in Den Haag ontwierp. Echter, aan het Instituut voor Kunst- nijverheidsonderwijs in Amsterdam, wat later de Gerrit Rietveld Academie werd, kreeg Friso Kramer les naar het Bauhaus-model.
De ontwerpuitgangspunten verschilden sterk van de decoratieve en ambachtelijke Amsterdamse School-principes van zijn vader. Mart Stam, destijds directeur van het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs, benadrukte de sociale verantwoordelijkheid van de industrieel ontwerper, in lijn met het Bauhaus-gedachtegoed. Centraal stond de functie: het ontwerp moet de gebruiker optimaal dienen. Maar ook effectief materiaalgebruik en de mogelijkheid van massaproductie waren belangrijke waarden. De leerlingen werd volgens het Bauhaus-principe de oude ‘kitscherige’ smaak afgeleerd, om plaats te maken voor een functionele stijl.

 

 

Doeltreffend ontwerp

Als industrieel ontwerper handhaafde Friso Kramer dit gedachtegoed gedurende zijn hele loopbaan. Hij werkte voor vele opdrachtgevers, voor wie hij objecten ontwierp die dankzij hun doeltreffende ontwerp nog altijd in het Nederlands interieur en straatbeeld te herkennen zijn. Het bekendste ontwerp van Kramer’s hand is waarschijnlijk de Revolt stoel voor Ahrend, onderdeel van De Cirkel, uit 1953. Deze designklassieker werd destijds een groot succes. Kramer werkte van 1948 tot 1983 voor meubelfabrikant Ahrend, eerst als ontwerper en vanaf 1971 als hoofdontwerper. Bekende ontwerpen op freelancebasis zijn de groene brievenbus voor de PTT (1970) en de Friso Kramer I straatlantaarn die hij oorspronkelijk ontwierp voor de gemeente Den Haag, maar die nu overal in Nederland te vinden is.

 

Moderne materialen

In de jaren 60 verliet Friso Kramer Ahrend voor een korte periode om zijn eigen ontwerpbureau, Total Design, op te zetten samen met de ontwerpers Wim Crouwel, Benno Wissing, en Paul en Dick Schwartz. In deze periode kwam model 210/1 tot stand in opdracht van de Duitse meubelfabrikant Wilkhahn. De 210/1, ofwel de Hout-polyester stoel, heeft een zitvlak van gevormd polyester, waardoor een ondiepe zitschaal werd gecreëerd. Een houten frame verstevigt de leuning en vormt tevens het onderstel. Netty Kramer vertelt dat Wilkhahn hoofdzakelijk gespecialiseerd was in houtverwerking, het idee om dit met polyester te combineren was een nieuwe insteek voor het bedrijf. Bij Wilkhahn werden in de jaren 60 moderne materialen als glasvezel, polyester en staal geïntroduceerd om duurzamere objecten te maken. Zo was er al een polyester zitting gemaakt in de fabriek. Toen Friso Kramer deze zag kwam hij op het idee dit met hout te combineren voor een stoel.
Het meubel werd geen commercieel succes en bleef daarom maar enkele jaren in productie, ondanks zijn unieke en vernieuwende ontwerp. Met de technieken uit de tijd bleek de stoel niet geschikt voor al te intensief gebruik; na verloop van tijd zouden er scheurtjes ontstaan in de rugleuning.

 

Opdracht voor Wilkhahn

Een jaar later, in 1967, kreeg Kramer een tweede opdracht van Wilkhahn, ditmaal voor een bank voor openbare ruimtes. Opnieuw gebruikte Kramer polyester waarmee hij een zitvlak vormde. Deze keer ontwierp hij echter een aluminium frame, wat een stevig en duurzaam product opleverde. De pootconstructie geeft daarnaast ook flexibiliteit aan het ontwerp met de mogelijkheid om het te bevestigen aan vloer of wand en meerdere bankmodules of een tafel aan te sluiten. De bankjes zijn uitnodigend, comfortabel en daarnaast makkelijk schoon te houden.
Deze 1200-serie zou als doorontwikkeling gezien kunnen worden van model 210/1, met een duurzamere constructie.
Netty Kramer legt uit dat Friso Kramer oorspronkelijk het idee had gehad om voor de Hout- polyester stoel gelamineerd hout te gebruiken, wat een stevigere constructie zou hebben opgeleverd. Echter, om productieredenen bleek massief hout voor de fabrikant beter haalbaar te zijn.
Later zou Kramer daarom het ontwerp van de Hout-polyester stoel wat aanpassen door het houten frame dikker te maken.

 

 

‘Een ontwerper moet zichzelf wegontwerpen’

Duidelijk aanwezig in de Hout-polyester stoel is de uiterste functionaliteit waarnaar Kramer gedurende zijn hele ontwerpcarrière heeft gestreefd. Elk onderdeel van het ontwerp dient tot het optimaliseren van het object. Kramers ontwerpfilosofie was dan ook dat de maker niet zichtbaar moet zijn in het ontwerp. In een interview met NRC Handelsblad in 2012 stelde hij: ‘Een ontwerper moet zichzelf wegontwerpen’. Wat hij hiermee wilde zeggen was dat de gebruiker nooit gehinderd moet worden door het gebruiksvoorwerp. Het ontwerp moet de gebruiker juist optimaal dienen. Opvallend in dat licht is een detailverschil tussen de stoelen in de collecties van het Stedelijk Museum en van Kunstconsult. De laatste heeft een zitting van textiel op de bodem van de schaal. Netty Kramer legt uit dat dit een comfort-optie was, waarvoor de klant bij bestelling van de stoel kon kiezen.

 

Stedelijk Museum

Na in het voorjaar van 1968 tentoongesteld te zijn geweest in de tentoonstelling Vormgevers
in het Stedelijk Museum, werd de 210/1 in 1969 aan de vaste museumcollectie toegevoegd. In deze periode werd onder conservator Maarten Bertheux steeds meer design aangekocht dat innovatief gebruik maakte van materialen als polymeer. De Hout- polyester stoel van Kramer kon niet ontbreken, als eerste stoel met deze combinatie van materialen. De zeldzame stoel is een sprekend voorbeeld uit het oeuvre van Friso Kramer: simpel maar effectief, vooruitstrevend, met een minimaal materiaalgebruik en een hoge esthetische waarde.

 

Tekst: Laura van Heeswijk

Foto’s: Erik Rijper

 


© Kunstconsult – 20th century art | objects

Citeren uit deze tekst is uitsluitend toegestaan met bronvermelding en met een link naar deze pagina.