De Experimentele Afdeling van De Porceleyne Fles: Naoorlogse Keramisten – deel 2

Geplaatst op 9 november 2018

In de jaren 50 stond een generatie kunstenaars op die keramiek neerzette als autonome kunstvorm. In de verkoopexpositie ‘Naoorlogse Keramisten: Keramiek als Kunstvorm’ bij Kunstconsult wordt een beeld geschetst van deze ontwikkeling van de Nederlandse keramiek in de tweede helft van de twintigste eeuw. De aardewerkfabriek De Porceleyne Fles in Delft, in het bijzonder de Experimentele Afdeling, speelde hierin een belangrijke rol.

 

Porzellankrankheit

Vanaf 1600 raakte men in Europa bezeten van het Aziatische porselein dat werd aangevoerd door de VOC. Het werd een van de meest gewilde importwaren van het Westen; welgestelde burgers werden overweldigd door zogenaamde ‘Porzellankrankheit’. In Nederland werden er verschillende fabrieken opgericht die ‘Hollants Porceleyn’ maakten, ook wel bekend als faience of Delfts. Een van deze fabrieken was De Porceleyne Fles, die werd opgericht in 1653. 

 

Oprichting 

In 1653 besloot David Anthonisz van der Pieth zijn huis om te toveren tot een aardewerkfabriek. Dit was het begin van De Porceleyne Fles. In 1695 kwam de fabriek in handen van koopman Johannes Knotter, die begon met het signeren van de producten van het bedrijf. Ondertussen werd de situatie voor plateelbakkerijen in Nederland steeds ongunstiger vanwege de concurrentie met Engeland en China, waardoor bijna alle faiencefabrieken hun deuren moesten sluiten. In de loop van de negentiende eeuw was De Porceleyne Fles de enige Delftse fabriek die zich staande wist te houden. De fabriek bestaat vandaag de dag nog steeds en produceert nog altijd Delfts Blauw.  

 

Wedergeboorte

Toen ingenieur Joost Thooft in 1876 de aardewerkfabriek in handen kreeg, begon er een nieuwe periode voor De Porceleyne Fles. Naast Thooft speelden ook artistiek adviseur Adolf Le Comte en mededirecteur Abel Labouchere een belangrijke rol in de vernieuwing van de fabriek. De Porceleyne Fles hield zich bezig met het produceren van vuurvaste stenen en gebruiksaardewerk, maar ging zich daarnaast ook toespitsen op het experimenteren met Delfts Blauw aardewerk. Thooft wilde de kwaliteit van het oude Delfts Blauwe aardewerk verbeteren en de productie weer tot bloei brengen. Toen Thooft overleed in 1890 had het nieuwe Delfts Blauw in zowel binnen- als buitenland naam gemaakt. Na de dood van Thooft hield De Porceleyne Fles niet op met experimenteren. Er werden nieuwe vormen, kleuren en glazuren ontwikkeld. Zo kwam onder andere Berbas en Reflet Métallique op de markt. Hierbij werd het aardewerk gedecoreerd met loopglazuren, metaalglazuren of een combinatie van de twee.

 

Artistieke productie

Na de Tweede Wereldoorlog bereikte het experimenteren binnen de fabriek een hoogtepunt. In 1955 werd de afdeling Unica opgericht, beter bekend als de Experimentele Afdeling. Hier kregen jonge keramisten die net afgestudeerd waren de kans om met materialen van de fabriek te experimenteren en zichzelf te ontwikkelen. De insteek was dus een stuk minder commercieel dan bij andere afdelingen van de fabriek. Desondanks geloofde de directie dat een artistieke productie inspirerend kon werken voor de massaproductie, omdat er nieuwe vormen en materialen werden ontwikkeld. De afdeling opende zijn deuren in 1956 onder leiding van keramist Theo Dobbelman. Hiervoor rekruteerde hij een aantal van zijn beste studenten van de Gerrit Rietveld Academie. Tot de kunstenaressen van het eerste uur behoorden Lies CosijnHarriët Sielcken (later bekend als Jet de Maar-Sielcken) en Adriek Westenenk. Later kwamen Suzanne Taub en Marja Hooft de afdeling versterken. Van al deze kunstenaars zijn werken opgenomen in de verkoopexpositie. De afdeling was direct een succes; al snel werden tentoonstellingen georganiseerd met de werken van de Experimentele Afdeling in zowel binnen- als buitenland. De unieke werken van de Experimentele Afdeling hadden een grote aantrekkingskracht op verzamelaars, waaronder de bekende keramiekverzamelaar J.W.N. Van Achterbergh.  

 

 

Innovatie

De keramisten van de Experimentele Afdeling wilden het keramisch object behandelen als autonome kunstvorm. Ze ontwierpen niet meer vanuit praktisch oogpunt, waardoor de gebruiksfunctie op de achtergrond raakte. Ze kwamen met nieuwe vormen en modellen en creëerden nieuwe glazuren en decoratietechnieken. Zo ontwikkelde Kees van Renssen samen met Dobbelman de sgraffito-techniek, die ook door andere kunstenaars zou worden overgenomen. Cosijn was een fervent gebruikster van deze krastechniek, zoals te zien in het afgebeelde werk. Deze nieuwe technieken zorgden ervoor dat keramiek een expressief medium werd waarmee kunstenaars zich konden uitdrukken. Uiteindelijk sloot de afdeling haar deuren in 1977. Bijna 40 jaar na dato is de Experimentele Afdeling nog altijd een begrip dankzij de getalenteerde en innoverende kunstenaars die hier werkzaam waren.  

 

 

Meer informatie

Een groot aantal werken van kunstenaars die verbonden zijn geweest aan de Experimentele Afdeling van De Porceleyne Fles zijn tot en met 30 december 2018 te zien in de verkoopexpositie 'Naoorlogse Keramisten: Keramiek als Kunstvorm' bij Kunstconsult in Amstelveen. Bekijk de collectiepagina voor een voorproefje van de tentoonstelling. In een serie blogs belichten we thema’s uit de expositie. Dit is deel 2: De Experimentele Afdeling van De Porceleyne Fles. 

 

Lees ook onze blog over de J.W.N. van Achterbergh collectie.

 

Tekst: Demi Falkmann

Foto’s: Noortje Remmerswaal

 

© Kunstconsult – 20th century art | objects 

Citeren uit deze tekst is uitsluitend toegestaan met bronvermelding en met een link naar deze pagina.